• so·de·ju

sodeju

  1. (krachtterm) uitroep van ergernis, verrassing, verbazing, zorg of medelijden
    • Heel soms is het vuurwerk wat 'minder'. Maar sodeju, wat was het mooi zondagavond. TOP, geen discussie over mogelijk. [3] 
    • 'Ben je bang voor Marokkanen?' Nou, dat is wel een cliché-afstraffend binnenkomertje zeg, sodeju. [4] 
    • 'Nadat mijn vrouw zelfmoord had gepleegd heb ik nooit meer van een ander kunnen houden. Gaat jullie deur open met zo'n trekhaakje?' 'Eh, ja,' zei ik. In de hals, sodeju. [5] 
95 % van de Nederlanders;
46 % van de Vlamingen.[6]