socio-
Huidig bestand |
---|
18 |
- so·cio
- van het Latijnse socius (bondgenoot, gezelschap, metgezel) [1]
socio- [2]
- ter vorming van woorden die te maken hebben met bondgenoot, metgezel (voor een klinker verandert dit voorvoegsel in soci-)
|
- Het woord 'socio-' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.