• snuf·fel door

uit snuffel (werkwoord) en door, hiertussen kunnen nog andere woorden staan

vervoeging van
doorsnuffelen

snuffel (...) door

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorsnuffelen
    • Ik snuffel door. 
  2. gebiedende wijs van doorsnuffelen
    • Snuffel door! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorsnuffelen
    • Snuffel je door?