Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snor·de op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opsnorren

snorde op

  1. enkelvoud verleden tijd van opsnorren
    • Ik snorde op. 
    • Jij snorde op. 
    • Hij, zij, het snorde op. 


Gangbaarheid