snoot
- Geluid: snoot (hulp, bestand)
- IPA: / snot / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /snot/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /snot/
- snoot
vervoeging van |
---|
snuiten |
snoot
- enkelvoud verleden tijd van snuiten
- Ik snoot.
- Jij snoot.
- Hij, zij, het snoot.
- Ik snoot.
- Het woord snoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "snoot" herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
46 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be