• snoot
vervoeging van
snuiten

snoot

  1. enkelvoud verleden tijd van snuiten
    • Ik snoot. 
    • Jij snoot. 
    • Hij, zij, het snoot. 
59 % van de Nederlanders;
46 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be