sneven
- sne·ven
- In de betekenis van ‘omkomen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sneven |
sneefde |
gesneefd |
zwak -d | volledig |
sneven
- ergatief in de strijd vallen
- Hij was gesneefd in die slag, als zovelen.
- ergatief overdrachtelijk niet overleven, ophouden te bestaan
- Veel van deze kleine scholen zijn gesneefd toen de schaalvergroting haar intrede deed.
- Het woord sneven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sneven" herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
30 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "sneven" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be