snelwegafrit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- snel·weg·af·rit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | snelwegafrit | snelwegafritten |
verkleinwoord | snelwegafritje | snelwegafritjes |
Zelfstandig naamwoord
de snelwegafrit m
- (verkeer) de plaats waar het verkeer de snelweg kan verlaten