Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snel·de aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aansnellen

snelde aan

  1. enkelvoud verleden tijd van aansnellen
    • Ik snelde aan. 
    • Jij snelde aan. 
    • Hij, zij, het snelde aan. 


Gangbaarheid