snees
- snees
- In de betekenis van ‘telwoord: twintigtal, twintig als landmaat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1301 [1]
vervoeging van |
---|
snezen |
snees
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snezen
- Ik snees.
- gebiedende wijs van snezen
- Snees!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snezen
- Snees je?
- Het woord snees staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "snees" herkend door:
10 % | van de Nederlanders; |
17 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "snees" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be