smoorlijk
- smoor·lijk
- Naamwoord van handeling van smoren met het achtervoegsel -lijk [1]
smoorlijk [2]
- smoorlijk verliefd: heel erg verliefd
- ▸ Er zijn nu twee zusters aan het hof die smoorlijk verliefd op hem zijn, en dat zijn zij reeds lang: lady Sheffield en Frances Howard.[3]
- Het woord smoorlijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ smoorlijk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Victoria Holt“In de schaduw van de troon” (1978), Saga, ISBN 9788726484885