Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • smol·ten sa·men
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
samensmelten

smolten (…) samen

  1. meervoud verleden tijd van samensmelten
    • Wij smolten samen. 
    • Jullie smolten samen. 
    • Zij smolten samen. 

Gangbaarheid