Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • smol·ten af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afsmelten

smolten (...) af

  1. meervoud verleden tijd van afsmelten
    • Wij smolten af. 
    • Jullie smolten af. 
    • Zij smolten af.