Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • smok·kelt mee
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
meesmokkelen

smokkelt (...) mee

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meesmokkelen
    • Jij smokkelt mee. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meesmokkelen
    • Hij smokkelt mee. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van meesmokkelen
    • Smokkelt mee! 

Gangbaarheid