smoeren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- smoe·ren
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
smoeren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
smoeren |
smoerde |
gesmoerd |
zwak -d | volledig |
- overgankelijk (huishouden) wasgoed laten weken
- overgankelijk, (kookkunst) iets in enig vet aanbraden, vervolgens vocht toevoegen en afdekken om het zachtjes gaar te laten worden
Schrijfwijzen
- [2] smoren
Gangbaarheid
- Het woord smoeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.