smetteloosheid
- smet·te·loos·heid
- afgeleid van smetteloos met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | smetteloosheid | smetteloosheden |
verkleinwoord |
de smetteloosheid v
- het smetteloos zijn
- De smetteloosheid van het gebruikte tafellaken was al een aanwijzing voor het dwangneurotische van de huisvrouw.
- Het woord smetteloosheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.