Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • smet·te·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord smetteloosheid smetteloosheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de smetteloosheidv

  1. het smetteloos zijn
    • De smetteloosheid van het gebruikte tafellaken was al een aanwijzing voor het dwangneurotische van de huisvrouw. 

Gangbaarheid