smarteloosheid
- smar·te·loos·heid
- afgeleid van smarteloos met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | smarteloosheid | smarteloosheden |
verkleinwoord |
de smarteloosheid v
- het smarteloos zijn
- De boeddhisten streven naar de volkomen smarteloosheid van het bestaan.
- Het woord 'smarteloosheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.