• skun·da
  • Afkomstig van het Oudnoordse werkwoord skunda
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud skunda
o enkelvoud skunda
meervoud skunda
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
skunda

skunda

  1. haastig

skunda

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast skunde, zie aldaar

skunda

  1. verleden tijd van skunda
  2. voltooid deelwoord van skunda

skunda

  1. gebiedende wijs van skunda

skunda

  1. verleden tijd van skunde
  2. voltooid deelwoord van skunde

skunda

  1. gebiedende wijs van skunde