• ski·va
Naar frequentie 39769

skiva

  1. verleden tijd van skive
  2. voltooid deelwoord van skive

skiva, v

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van skive


  • ski·va
  • Bijvoeglijk gebruik van het voltooid deelwoord van de Nynorske werkwoorden skiva en skive
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud skiva
o enkelvoud skiva
meervoud skiva
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
skiva

skiva

  1. gesneden

skiva

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast skive, zie aldaar

skiva

  1. verleden tijd van skiva
  2. voltooid deelwoord van skiva

skiva

  1. gebiedende wijs van skiva

skiva

  1. verleden tijd van skive
  2. voltooid deelwoord van skive

skiva

  1. gebiedende wijs van skive

skiva, v

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van skive

skiva

  1. verouderde spelling of vorm van skive tot 2012 [1]
(verouderd) onbepaalde vorm nominatief enkelvoud van skive, v
  1. Taalhervorming vanaf 1 augustus 2012:
    Ny rettskriving for 2000-talet, punt 3.1.4 (in het Nynorsk)