sjelichee
- IPA: / ʃəliˈxe / (3 lettergrepen)
- sje·li·chee
- van Hebreeuws שְׁלִיחֵי zn (sjelichee) "afgezanten van" [1]
de sjelichee mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord sjeliach: vertegenwoordigers van (alleen in onderstaande verbindingen)
- Het woord 'sjelichee' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.