Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sja·kes
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van Jakus een figuur uit de klucht van "Sinjoor Jakus Smul (1645)" [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord sjakes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

sjakes [2]

  1. zich sjakes houden: zich van de domme houden; zich stil houden; zich verborgen houden

Gangbaarheid

17 % van de Nederlanders;
11 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen