Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sim·me·tje
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het simmetjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord sim

Gangbaarheid

37 % van de Nederlanders;
24 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be