• sij·pel·den af

uit sijpelden (werkwoord) en af, hiertussen kunnen nog andere woorden staan

vervoeging van
afsijpelen

sijpelden (...) af

  1. meervoud verleden tijd van afsijpelen
    • Wij sijpelden af. 
    • Jullie sijpelden af. 
    • Zij sijpelden af.