selle
selle v
- zadel
- (spreektaal) wc, toilet
- «'Comment sont vos selles?', m'a demandé le toubib.»
- 'Hoe is het met uw stoelgang?', vroeg de dokter me. [1]
- «'Comment sont vos selles?', m'a demandé le toubib.»
selle g
- de maand februari
- sel·le
selle
- accusatief mannelijk enkelvoud van seller
- «Gedechtnisdaag in Amerikaa: Do sin ee paar Wadde iwwer selle Feierdaag: ...»
- Memorial Day in de Verenigde Staten: Hier zijn een paar woorden over deze feestdag: ...
- «Gedechtnisdaag in Amerikaa: Do sin ee paar Wadde iwwer selle Feierdaag: ...»
vervoeging van |
---|
sellar |
selle