• sej·li·vet
  • Samenstelling van het Deense bijvoeglijke naamwoord sej (= taai) en het voltooid deelwoord livet (= levend) van het Deense werkwoord live
Naar frequentie zeldzaam
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
g enkelvoud sejlivet mere sejlivet mest sejlivet
o enkelvoud sejlivet
meervoud sejlivede
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
sejlivede mere sejlivet mest sejlivede

sejlivet

  1. hardnekkig, zeer resistent
  • et sejlivet rygte
een hardnekkig gerucht