Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schurk aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanschurken

schurk (...) aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanschurken
    • Ik schurk aan. 
  2. gebiedende wijs van aanschurken
    • Schurk aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanschurken
    • Schurk je aan? 

Gangbaarheid