schoffelaars
- Geluid: schoffelaars (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsxɔfəˌlars / (3 lettergrepen)
- schof·fe·laars
- schoffelaar met uitgang -s
de schoffelaars mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord schoffelaar
- ▸ De manifestatie van gisteren trok schoonmakers, schoffelaars en werknemers van sociale werkplaatsen die bezwaren hadden, maar niet precies wisten wat de wet inhoudt.[1]
- Het woord 'schoffelaars' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Freek Staps“Razend op de lach van Mark Rutte” (23 maart 2012) op nrc.nl