schob
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schob
Woordherkomst en -opbouw
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schob | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
schobben |
schob
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schobben
- Ik schob.
- gebiedende wijs van schobben
- Schob!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schobben
- Schob je?
Gangbaarheid
- Het woord schob staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ schob op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).