Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scheep·te op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opschepen

scheepte op

  1. enkelvoud verleden tijd van opschepen
    • Ik scheepte op. 
    • Jij scheepte op. 
    • Hij, zij, het scheepte op. 


Gangbaarheid