• sau·zen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sauzen
sausde
gesausd
zwak -d volledig

sauzen

  1. overgankelijk een plafond of wand voorzien van een laag, gewoonlijk witte, muurverf
    • We hebben het plafond gisteren gesausd. 

de sauzenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord saus
100 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be