saper
saper
- overgankelijk (in)hakken, schoffelen
- overgankelijk (figuurlijk) ondermijnen, ondergraven
- wederkerend (spreektaal) zich (mooi) aankleden
- «Marcello se sape avant d’aller chercher du taf.»
- Marcello kleedt zich mooi aan voordat hij werk gaat zoeken. [1]
- «Marcello se sape avant d’aller chercher du taf.»