saldar
- sal·dar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
saldar |
saldaba |
saldado |
volledig |
saldar
- overgankelijk aflossen, afbetalen, voldoen, vereffenen (van schuld)
- opruimen, uitverkopen
- saldar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española