Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rouwt

Werkwoord

vervoeging van
rouwen

rouwt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rouwen
    • Jij rouwt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rouwen
    • Hij rouwt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van rouwen
    • Rouwt!