Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rook op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
oproken

rook (...) op

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oproken
    • Ik rook op. 
  2. gebiedende wijs van oproken
    • Rook op! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oproken
    • Rook je op? 

Gangbaarheid