riper
riper
- ri·per
Naar frequentie | 17967 |
---|
riper
- zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van ripe
riper
- nominatief onbepaald mannelijk en vrouwelijk meervoud van rip
riper
- nominatief onbepaald mannelijk en vrouwelijk meervoud van ripe
- ri·per
riper
- nominatief onbepaald vrouwelijk meervoud van rip
riper
- nominatief onbepaald vrouwelijk meervoud van ripe