Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rijst·soep·jes
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de rijstsoepjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord rijstsoep
     Gewoonlijk had de onbarmhartige man ook koek en taartjes en allerlei andere heerlijkheden voor hem van tante's tafel verbannen, en hem slechts magere rijstsoepjes voorgeschreven.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    H.J. Hana
    Weggeloopen. in: De grondwet  , jrg. 44 nr. 2 (25 augustus 1903), Roost, Hoogesteger & co., Holland (Mich.), p. 11 kol. 1 op nrc.nl