Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rijs·te·soep·je
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het rijstesoepjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord rijstesoep
      (…) maar om kort te zijn, de tafel is nu gereed; het is nu ook weder niet alle daagsch maar een vermicelli soepje, een rijstesoepje, groentesoepje en brood soepje om met eten een begin te maken en de maag zoo wat te prepareren voor de vaste spijs; (…)[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    W.B.
    “Verhandeling over de spreekwoorden: "Zij zijn niet alle koks, die lange messen dragen" en "De kleederen maken den man"” (1833), J.B. Ulrich, Rotterdam, II op nrc.nl