Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rijs·te·soe·pen
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de rijstesoepenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord rijstesoep
      Kunnen de kinderen reeds meer beweging maken, zoo mag men hun ook menigvuldiger spijzen toestaan, b. v. havergort, garstenslijm, dunne melk- en meelspijzen, rijstesoepen, bouillon, fijn vleesch, aardappelen, jonge wortels en andere groenten.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Seyler, Otto Bernh.
    “De raadsman voor zieken en lijdenden” ([1864]), H.C.A. Campagne, Tiel