reverencia
- re·ve·ren·cia
enkelvoud | meervoud |
---|---|
reverencia | reverencias |
reverencia v
vervoeging van |
---|
reverenciar |
reverencia
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van reverenciar
- gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van reverenciar
- reverencia in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española