Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • res·cript
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rescript rescripten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het rescripto

  1. schrijven waarin een besluit van de overheid of kerkelijke autoriteit wordt uitgevaardigd
  2. schriftelijk antwoord van een paus of keizer

Gangbaarheid

42 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen