Nederlands

 
[2] remontoir
Uitspraak
Woordafbreking
  • re·mon·toir
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord remontoir remontoirs
verkleinwoord remontoirtje remontoirtjes

Zelfstandig naamwoord

het remontoiro

  1. knopje aan de zijkant van een horloge waarmee men het horloge kan opwinden en gelijkzetten
  2. een horloge met een knopje aan de zijkant waarmee men het horloge kan opwinden en gelijkzetten

Gangbaarheid

27 % van de Nederlanders;
32 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen