Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·ken na
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
narekenen

reken (...) na

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van narekenen
    • Ik reken na. 
  2. gebiedende wijs van narekenen
    • Reken na! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van narekenen
    • Reken je na?