Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • reeu·wers
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de reeuwersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord reeuwer
    • Volgens De Bo kwam al het goed van een uitgestorven huisgezin toe aan de reeuwer, en daarom zouden baatzuchtige reeuwers wel eens opzettelijk een volledige familie hebben doen omkomen. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen