Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rech·te·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rechteloosheid rechteloosheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de rechteloosheidv

  1. het rechteloos zijn
    • De arbeiders protesteerden tegen hun rechteloosheid. 

Gangbaarheid