Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • racet
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
racen

racet

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van racen
    • Jij racet. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van racen
    • Hij racet. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van racen
    • Racet! 
Gelijkklinkende woorden