quebrar
- que·brar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
quebrar |
quebraba |
quebrado |
volledig |
quebrar
- overgankelijk breken, knakken
- afbreken, onderbreken
- onovergankelijk breken
- failliet gaan
- quebrar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española