• pru·nel
  • uit het Frans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord prunel prunellen
verkleinwoord

de prunelv / m

  1. (voeding) kleine van de schil ontdane en gekonfijte pruim
  2. (textielindustrie) donkerkleurige dicht geweven wollen of zijden stof
21 % van de Nederlanders;
27 % van de Vlamingen.[2]