provisieverbod
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pro·vi·sie·ver·bod
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | provisieverbod | provisieverboden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het provisieverbod o
- het verbod van het geven van provisie (geld en cadeautjes) aan tussenpersonen om er voor te zorgen dat tussenpersonen uitsluitend het belang van de klant dienen
- De schadeverzekeraar overtrad het provisieverbod en kreeg een boete van 400.000 euro.