promulguer
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
promulguer |
promulguais |
promulgué |
eerste groep | volledig |
promulguer
- overgankelijk, (juridisch) afkondigen (v. wet e.d.), bekendmaken, promulgeren, verkondigen, uitvaardigen