prokkel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- prok·kel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | prokkel | prokkels |
verkleinwoord | prokkeltje | prokkeltjes |
Zelfstandig naamwoord
- een ontmoeting tussen mensen met en zonder verstandelijke beperking
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
prokkelen |
prokkel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prokkelen
- Ik prokkel.
- gebiedende wijs van prokkelen
- Prokkel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prokkelen
- Prokkel je?
Gangbaarheid
- Het woord 'prokkel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.