prevaleren
- Geluid: prevaleren (hulp, bestand)
- pre·va·le·ren
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘overwicht hebben’ voor het eerst aangetroffen in 1540 [1]
- afgeleid van het Latijnse praevalēre (met het voorvoegsel pre-) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
prevaleren |
prevaleerde |
geprevaleerd |
zwak -d | volledig |
prevaleren [3]
- absoluut de overhand hebben, overwicht hebben, voorrang hebben
- Het algemeen belang prevaleert boven het privé-belang.
1.
- Het woord prevaleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "prevaleren" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "prevaleren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ prevaleren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be